• IPA: \a.so.bɯ\, [a̠so̞bɯ̟ᵝ]

遊ぶ

  1. spelen (kinden)
    «近く遊ぶのは危険だ。»
    Het is gevaarlijk dicht bij het vuur te spelen.
  2. zich vermaken (volwassenen)