• IPA: \ki.ɾɯ\, [kʲiɾɯ̟ᵝ]

着る

  1. dragen (op het bovenlichaam of hele lichaam)
    «宏美は新しいドレス着ている。»
    Hiromi draagt een nieuwe jurk.
  1. 履く dragen (op het onderlichaam)
  2. 被る dragen (op het hoofd)
  1. 切る snijden
  2. 斬る vermoorden
  3. 伐る hakken
  4. 剪る snoeien