• IPA: \a.tsɯ.i\, [a̠t͡sɨᵝi]

熱い

  1. warm, heet (van voorwerp)
    «熱いうちに打て。»
    Men moet het ijzer smeden als het heet is.
  1. 暑い warm (van weer)
  1. 冷たい koud