для + genitief

  1. voor
    «Он много сделал для победы.»
    Hij deed veel voor de overwinning.
    «Для двухгодовалого ребёнка этот малыш очень силён.»
    Voor een tweejarig kind is dit jochie erg sterk.

для

  1. (verouderd) werkwoordelijk bijwoord van длить