Duits

Uitspraak
  • IPA: /ˈɛːɐ̯n̩/, (duidelijk uitgesproken) /ˈɛːʀən/
Woordafbreking
  • Äh·ren

Zelfstandig naamwoord

Ähren mv

  1. nominatief, genitief, datief en accusatief meervoud van Ähre