spliten
Middelnederlands
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | |||
---|---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd | voltooid deelwoord | |
enkelvoud | meervoud | ||
spliten | spleet | spleten | ghespleten gespleten |
klasse 1 | volledig |
Werkwoord
spliten
- overgankelijk splijten, scheuren, splitsen
- overgankelijk verdelen
- overgankelijk losmaken, scheiden, afscheiden
- onovergankelijk splijten, scheuren, barsten