mand
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mand
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘gevlochten korf’ voor het eerst aangetroffen in 1285 [1]
- Afkomstig van het Middelnederlandse mande.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mand | manden |
verkleinwoord | mandje | mandjes |
Zelfstandig naamwoord
- (gereedschap) een bak gemaakt van gevlochten rotan of tenen voorzien van een handvat
- Ze moest de spullen in een mand doen.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- door de mand vallen
bekend worden wat je eigenlijk geheim had willen houden
- De dader viel door de mand toen hij beelden van het misbruik deelde via internet. Rechercheurs ontdekten aan de hand van de beelden in welke motelkamer de video was opgenomen en zochten uit wie voor de kamer had betaald. [2]
- Een rotte appel in de mand maakt de gehele vrucht tot schand
Stoett-96 [3]
- Een rotte appel in de mand, maakt al het gave fruit te schand
als iemand uit een groep een fout maakt benadeelt hij de hele groep; door slechts één persoon kan iedereen van die groep een slechte naam krijgen
Vertalingen
1. een bak gemaakt van gevlochten rotan of tenen voorzien van een handvat
|
|
Gangbaarheid
- Het woord mand staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mand" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "mand" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Reformatorisch Dagblad 14-10-2015 Levenslang voor misbruik Amerikaanse baby
- ↑ www.dbnl.org
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Deens
Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Oudnoorse zelfstandige naamwoord maðr.
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | mand | manden | mænd | mændene |
genitief | mands | mandens | mænds | mændenes |
Zelfstandig naamwoord
mand g
- man
- «En 26-årig mand er død, efter at han lørdag morgen blev ramt af et S-tog.»
- Een 26-jarige man is overleden nadat hij zaterdagmorgen werd aangereden door een sprinter.
- «En 26-årig mand er død, efter at han lørdag morgen blev ramt af et S-tog.»
- echtgenoot
Verwijzingen
- mand in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Dankse Ordbog op website:ordnet.dk