Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • brand·weer·mens
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord brandweermens brandweermensen
brandweerlieden
brandweerlui
verkleinwoord brandweermensje brandweermensjes

Zelfstandig naamwoord

de brandweermensm

  1. (beroep) speciaal voor het bestrijden van branden opgeleid lid van de brandweer
     We maken akelige dingen mee in ons werk, dat is bij elk politiemens en elk brandweermens zo.[1]
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Jannetje Koelewijn
    “Ik fiets over de dijk en ontspan” (23 november 2007) op nrc.nl