Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwikt

Werkwoord

vervoeging van
zwikken

zwikt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwikken
    • Jij zwikt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwikken
    • Hij zwikt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van zwikken
    • Zwikt!