Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwijnt

Werkwoord

vervoeging van
zwijnen

zwijnt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwijnen
    • Jij zwijnt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwijnen
    • Hij zwijnt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van zwijnen
    • Zwijnt!