zwemkaartje
- Geluid: zwemkaartje (hulp, bestand)
- zwem·kaart·je
het zwemkaartje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord zwemkaart
- ▸ "Ik bracht er regelmatig de zomervakanties door, ik weet nog dat ik van mijn oom en tante geld meekreeg voor een zwemkaartje.[1]
- Het woord zwemkaartje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Annemarie Kruiper“Gewoonweg schitterend Wandelingen en ontmoetingen op het Pieterpad” (2023), AM Books, ISBN 9789090369914