Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zweef·vlieg·den

Werkwoord

vervoeging van
zweefvliegen

zweefvliegden

  1. meervoud verleden tijd van zweefvliegen
    • Wij zweefvliegden. 
    • Jullie zweefvliegden. 
    • Zij zweefvliegden.