• zuur·prui·men

de zuurpruimenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zuurpruim
     In Moskou moesten de zuurpruimen er genoegen mee nemen iets harder te schelden tot ze er genoeg van kregen en daarna was de dreiging weg.[1]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044633535