Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zuig

Werkwoord

vervoeging van
zuigen

zuig

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zuigen
    • Ik zuig. 
  2. gebiedende wijs van zuigen
    • Zuig! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zuigen
    • Zuig je?