zoneerde
- zo·neer·de
vervoeging van |
---|
zoneren |
zoneerde
- enkelvoud verleden tijd van zoneren
- Ik zoneerde.
- Jij zoneerde.
- Hij, zij, het zoneerde.
- Ik zoneerde.
- Het woord zoneerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
zoneren |
zoneerde