zondagsrijdertje

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  zondagsrijdertje    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• zon·dags·rij·der·tje

Zelfstandig naamwoord

het zondagsrijdertje o

1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord zondagsrijder