zevert
- ze·vert
vervoeging van |
---|
zeveren |
zevert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zeveren
- Jij zevert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zeveren
- Hij zevert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van zeveren
- Zevert!
- Het woord zevert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.