• zeng
vervoeging van
zengen

zeng

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zengen
    • Ik zeng. 
  2. gebiedende wijs van zengen
    • Zeng! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zengen
    • Zeng je? 
17 % van de Nederlanders;
19 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be