zeng
- zeng
vervoeging van |
---|
zengen |
zeng
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zengen
- Ik zeng.
- gebiedende wijs van zengen
- Zeng!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zengen
- Zeng je?
- Het woord zeng staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zeng" herkend door:
17 % | van de Nederlanders; |
19 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be