Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zen·dert

Werkwoord

vervoeging van
zenderen

zendert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zenderen
    • Jij zendert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zenderen
    • Hij zendert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van zenderen
    • Zendert!