Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zeikt

Werkwoord

vervoeging van
zeiken

zeikt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zeiken
    • Jij zeikt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zeiken
    • Hij zeikt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van zeiken
    • Zeikt! 

Werkwoord

vervoeging van
zeiken

zeikt

  1. onpersoonlijke tegenwoordige tijd van zeiken