zadelden
- za·del·den
vervoeging van |
---|
zadelen |
zadelden
- meervoud verleden tijd van zadelen
- Wij zadelden.
- Jullie zadelden.
- Zij zadelden.
- Wij zadelden.
- Het woord zadelden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
zadelen |
zadelden