Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zaai

Werkwoord

vervoeging van
zaaien

zaai

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zaaien
    • Ik zaai. 
  2. gebiedende wijs van zaaien
    • Zaai! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zaaien
    • Zaai je?