• zaagt
vervoeging van
zagen

zaagt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zagen
    • Jij zaagt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zagen
    • Hij zaagt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van zagen
    • Zaagt! 
vervoeging van
zien

zaagt

  1. gij-vorm verleden tijd van zien
    • Gij zaagt.