• wrie·mel·de
vervoeging van
wriemelen

wriemelde

  1. enkelvoud verleden tijd van wriemelen
    • Ik wriemelde. 
    • Jij wriemelde. 
    • Hij, zij, het wriemelde. 
vervoeging van
wriemelen

wriemelde

  1. onpersoonlijke verleden tijd van wriemelen