worstelde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- wor·stel·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
worstelen |
worstelde
- enkelvoud verleden tijd van worstelen
- Ik worstelde.
- Jij worstelde.
- Hij, zij, het worstelde.
- Ik worstelde.
vervoeging van |
---|
worstelen |
worstelde