wiesch

  1. verouderde spelling of vorm van wies tot 1935/46
    • Daerna wiesch hy sijn aengesichte, ende quam uyt.[1] 
  • Het gaat hier om de onvoltooid verleden tijd van het werkwoord wassen in de betekenis "schoonmaken". Deze vorm is sinds de 17de eeuw geleidelijk in onbruik geraakt ten voordele van waste (in verouderde spelling: waschte).
  1. Gen. 43:31; Statenvertaling 1637, transcriptie door Nicoline van der Sijs (geraadpleegd op Biblija.net)