• we·melt
vervoeging van
wemelen

wemelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wemelen
    • Jij wemelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wemelen
    • Hij wemelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van wemelen
    • Wemelt! 
vervoeging van
wemelen

wemelt

  1. onpersoonlijke tegenwoordige tijd van wemelen
    • Het wemelt hier van de politie en militairen.