wegsloeg
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- weg·sloeg
Werkwoord
vervoeging van |
---|
wegslaan |
wegsloeg
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van wegslaan
- ... dat ik wegsloeg.
- ... dat jij wegsloeg.
- ... dat hij, zij, het wegsloeg.
- ... dat ik wegsloeg.