wegdoezelden
- weg·doe·zel·den
vervoeging van |
---|
wegdoezelen |
wegdoezelden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van wegdoezelen
- ...dat wij wegdoezelden.
- ...dat jullie wegdoezelden.
- ...dat zij wegdoezelden.
- ...dat wij wegdoezelden.
vervoeging van |
---|
wegdoezelen |
wegdoezelden