Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • week·endt

Werkwoord

vervoeging van
weekenden

weekendt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van weekenden
    • Jij weekendt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van weekenden
    • Hij weekendt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van weekenden
    • Weekendt!