wantrouwden
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: wantrouwden (hulp, bestand)
Woordafbreking
- wan·trouw·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
wantrouwen |
wantrouwden
- meervoud verleden tijd van wantrouwen
- Wij wantrouwden.
- Jullie wantrouwden.
- Zij wantrouwden.
- Wij wantrouwden.