waare

  1. eerste persoon meervoud verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van sei

waare

  1. derde persoon meervoud verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van sei
    «Mir sin aa in ee paar alde Karrichhoffe gange, die so alt waare, ass sie viel Graabschtee aus em 1700s ghatt hen!»
    We gingen ook naar een paar oude begraafplaatsen die zo oud waren dat ze veel grafstenen uit de 18e eeuw hadden.
  • mir waare (3e persoon meervoud)
  • sie waare (3e persoon meervoud)