vroegstuk
- vroeg·stuk
vervoeging van |
---|
vroegstukken |
vroegstuk
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vroegstukken
- Ik vroegstuk.
- gebiedende wijs van vroegstukken
- Vroegstuk!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vroegstukken
- Vroegstuk je?
- Het woord 'vroegstuk' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.