vroegmaalde
- Geluid: vroegmaalde (hulp, bestand)
- vroeg·maal·de
vervoeging van |
---|
vroegmalen |
vroegmaalde
- enkelvoud verleden tijd van vroegmalen
- Ik vroegmaalde.
- Jij vroegmaalde.
- Hij, zij, het vroegmaalde.
- Ik vroegmaalde.
vervoeging van |
---|
vroegmalen |
vroegmaalde