vroegmaal
- vroeg·maal
vervoeging van |
---|
vroegmalen |
vroegmaal
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vroegmalen
- Ik vroegmaal.
- gebiedende wijs van vroegmalen
- Vroegmaal!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vroegmalen
- Vroegmaal je?