voortbrachten
- voort·brach·ten
vervoeging van |
---|
voortbrengen |
voortbrachten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van voortbrengen
- ...dat wij voortbrachten.
- ...dat jullie voortbrachten.
- ...dat zij voortbrachten.
- ...dat wij voortbrachten.
vervoeging van |
---|
voortbrengen |
voortbrachten