voorreken
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- voor·re·ken
Werkwoord
vervoeging van |
---|
voorrekenen |
voorreken
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorrekenen
- ... dat ik voorreken.
Gangbaarheid
- Het woord voorreken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.