voorlegden
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: voorlegden (hulp, bestand)
Woordafbreking
- voor·leg·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
voorleggen |
voorlegden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van voorleggen
- ...dat wij voorlegden.
- ...dat jullie voorlegden.
- ...dat zij voorlegden.
- ...dat wij voorlegden.