voorlas
- voor·las
vervoeging van |
---|
voorlezen |
voorlas
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van voorlezen
- ... dat ik voorlas.
- ... dat jij voorlas.
- ... dat hij, zij, het voorlas.
- ... dat ik voorlas.
- Het woord voorlas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.