voorbestemde
- voor·be·stem·de
vervoeging van |
---|
voorbestemmen |
voorbestemde
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van voorbestemmen
- ... dat ik voorbestemde.
- ... dat jij voorbestemde.
- ... dat hij, zij, het voorbestemde.
- ... dat ik voorbestemde.
- verbogen vorm van voorbestemd, voltooid deelwoord van voorbestemmen
- Het woord voorbestemde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.