Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vlucht·te bin·nen

Werkwoord

vervoeging van
binnenvluchten

vluchtte binnen

  1. enkelvoud verleden tijd van binnenvluchten
    • Ik vluchtte binnen. 
    • Jij vluchtte binnen. 
    • Hij, zij, het vluchtte binnen.