Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vleu·gel·de

Werkwoord

vervoeging van
vleugelen

vleugelde

  1. enkelvoud verleden tijd van vleugelen
    • Ik vleugelde. 
    • Jij vleugelde. 
    • Hij, zij, het vleugelde. 

Gangbaarheid