vleis

  1. (voeding) vlees; spierweefsel van dieren dat opgegeten kan worden als onderdeel van de voeding


enkelvoud meervoud
naamwoord vleis -

vleis

  1. vlees
    «Die manskappe is van groente, vleis en melk voorsien.»
    De manschappen zijn van groente, vlees en melk voorzien.


vleis

  1. (voeding) vlees; spierweefsel van dieren dat opgegeten kan worden als onderdeel van de voeding


vleis

  1. (voeding) vlees; spierweefsel van dieren dat opgegeten kan worden als onderdeel van de voeding