vleesde
- vlees·de
vervoeging van |
---|
vlezen |
vleesde
- enkelvoud verleden tijd van vlezen
- Ik vleesde.
- Jij vleesde.
- Hij, zij, het vleesde.
- Ik vleesde.
- Het woord vleesde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
vlezen |
vleesde