Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vi·ta·mi·neert

Werkwoord

vervoeging van
vitamineren

vitamineert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vitamineren
    • Jij vitamineert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vitamineren
    • Hij vitamineert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van vitamineren
    • Vitamineert!