vistochtje
- Geluid: vistochtje (hulp, bestand)
- vis·tocht·je
het vistochtje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord vistocht
- ▸ Op zondagochtend nam Lauritz Karl besluitvaardig mee op een vistochtje, de zoon moest roeien.[1]
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142