vierhonderdachtendertigje

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vier·hon·derd·acht·en·der·tig·je

Zelfstandig naamwoord

het vierhonderdachtendertigjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord vierhonderdachtendertig

Gangbaarheid