vic
Niet te verwarren met: VIC |
enkelvoud | meervoud |
---|---|
vic | vics |
vic
- (verkorting), (spreektaal) victim
- «The vic got bussed to [the hospital]. He lost a lot of blood, but he should be okay.»
- Het slachtoffer werd vervoerd naar [het ziekenhuis]. Hij verloor veel bloed, maar het gaat vast goed met hem.[1]
- «The vic got bussed to [the hospital]. He lost a lot of blood, but he should be okay.»
- ↑ Manfredo, Lou (2011). Rizzo's Fire, p. 20. Uitg.: Atlantic Books, ISBN 9780857894717.