Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·zweert

Werkwoord

vervoeging van
verzweren

verzweert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verzweren
    • Jij verzweert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verzweren
    • Hij verzweert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van verzweren
    • Verzweert!