Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·wit·tigt

Werkwoord

vervoeging van
verwittigen

verwittigt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verwittigen
    • Jij verwittigt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verwittigen
    • Hij verwittigt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van verwittigen
    • Verwittigt!